Een optie is een beleggingsinstrument waarbij geen tastbare zaken worden verhandeld, zoals een aandeel of een obligatie, maar uitsluitend een recht om iets te kopen of te verkopen. Dit recht is gebonden aan bepaalde voorwaarden en voor een optie gaat het om:
een kooprecht of verkooprecht. Een Call-optie geeft het recht tot koop (van een aandeel, obligatie of index, de onderliggende waarde, een Put-optie geeft juist een verkooprecht.
de afloopdatum. Dit is de datum wanneer het recht verloopt. Opties hebben altijd een afloopdatum, die kan varieren tussen enkele maanden (zgn. kortlopende opties) en meerdere jaren (langlopende opties) na de aankoop. De exacte afloopdatum is in Nederland gestandaardiseerd; dit is ALTIJD de derde vrijdag van de maand
de uitoefenprijs. Dit is de prijs waartegen de onderliggende waarde gekocht of verkocht mag worden.
de uitoefencondities. hierbij worden zgn. Europese en Amerikaanse opties onderscheiden. Bij Europese opties kan uitoefening (het gebruik maken van het recht tot aan-of verkoop) alleen op de afloopdatum gebeuren. Bij Amerikaanse opties kan op elke moment de uitoefening worden verlangd.
Een optie kan bij opening worden gekocht (open koop) of verkocht (open verkoop of schrijven). In het laatste geval wordt het recht tot aan-of verkoop dus verkocht en daarvoor wordt een premie ontvangen. Dit is tevens de meest risicodragende positie, tenzij u in het bezit bent van de onderliggende aandelen (gedekt schrijven). Bij het ongedekt schrijven van opties zal uw bank een margin vereisen om het risico van de positie af te dekken.
De prijs die voor een optie betaald moet worden, de optiepremie, kan worden opgesplitst in twee delen:
de intrinsieke waarde. Dit is de waarde die de optie op dat moment in elke geval waard is omdat de koers van de onderliggende waarde hoger is (voor een call-optie)
de verwachtingswaarde. Dit is het verschil tussen optiepremie en intrinsieke waarde. In bepaalde gevallen kan de verwachtingwaarde negatief zijn, bijvoorbeeld bij een "dure" optie met veel intrinsieke waarde en een korte looptijd.
De optiepremie is verder nog afhankelijk van de volgende facturen:
de rentestand
de volatiliteit van de onderliggende waarde
de dividenduitkeringen van de onderliggende waarde binnen de looptijd van de optie
Al deze factoren komen samen in de Black& Scholes berekening waarmee een theoretische waarde van de optie kan worden berekend. In feit wordt deze formule ook gehanteerd door de market makers op de optiebeurs om een prijs voor een optie vast te stellen. Omdat met name de volatiliteit (of volatility) echter geen hard gegeven is (het cijfer is afhankelijk van de periode waarover je het berekent), zal de werkelijke optiekoers bijna altijd afwijken van de theoretische waarde. Daarom wordt ook vaak de impliciete volatiliteit (implied volatily) berekend. Dat is de volatiliteit waarbij de theoretische waarde precies gelijk is aan de werkelijke optiepremie.
Naast de theoretische waarde kennen we nog de volgende kengevallen die voor een optie van belang zijn: