Druk op gehate spaartaks neemt toe
Bron DFT.nl/Manno van den Berg
AMSTERDAM –
De druk op de vermogensrendementsheffing (spaartaks) neemt toe nu fiscalisten in De Financiële Telegraaf voorrekenden dat spaarders inmiddels veel beter af zijn als ze binnen een bedrijf of bv sparen. Die mogelijkheid schiet een gat in de ’spaartaks’.
Het is de vraag of de overheid nog veel langer een belasting overeind kan houden, die uitgaat van een fictief rendement van 4% op spaargeld. Dit leidt tot een heffing van 1,2% (30% van 4%) in box 3. Spaarders halen die 4% bij lange na niet, en betalen inmiddels mogelijk meer belasting dan ze aan rente krijgen.
Spaargeld onderbrengen in bedrijf
Door de dalende rente wordt het voor spaarders steeds aantrekkelijker om hun spaarpot in een bedrijf onder te brengen, waarbij de echte rentebaten worden belast. Onder de vennootschapsbelasting (bv) of onder de inkomstenbelasting (eenmanszaken).
Dat kan al interessant zijn vanaf spaartegoeden van enkele tienduizenden euro’s, afhankelijk van de kosten van de op te richten bv en de lengte van de spaarperiode. Voor ondernemers met een bedrijf is het zelfs al vanaf kleine bedragen voordelig om de privé-spaarpot op de bedrijfsbalans te zetten.
Allang geen ‘pretbox’ meer
„Je ziet waar een langdurig lage rente mensen toe beweegt, zolang de fiscus blijft vasthouden aan 4%”, stelt Cor Overduin, partner bij Grant Thornton Accountants en Adviseurs.
„De lage rente zet het hele fiscale denken op zijn kop. In 2001 was box 3 de pretbox en moest je vooral wegblijven uit die vervelende box 1 met een toptarief van 52%. Nu zijn de rollen omgedraaid. We betalen zelfs liever 52% belasting over werkelijke rentebaten van 0,9%, dan dat we in box 3 1,2% betalen terwijl we slechts 0,9% ontvangen.”
‘Meerjarig gemiddelde als uitgangspunt’
Overduin is een van de initiatiefnemers van een procedure tegen de vermogensrendementsheffing. In een andere zaak oordeelde de Hoge Raad onlangs dat de heffing voor spaarders kan leiden tot een buitensporig zware last. Overduin: „De wetgever moet toegeven aan de brede maatschappelijke onvrede. Een stap in de goede richting is die fictieve 4% in te ruilen voor een meerjarig gemiddelde van Duitse staatsleningen.”